Een balletje trappen in de Bijlmer
Voor vele mensen is voetbal een van de belangrijkste zaken (of bijzaken) die er is. De meeste van deze mensen leven echter onder het mom van kijken, kijken, commentaar geven, niet uitvoeren. Met twee linkerbenen kun je nog steeds weten in welke minuut Kluivert scoorde in de Champions League-finale, wanneer Ruud Gullit jarig is en wie de nieuwe bondscoach moet worden (jij, natuurlijk). Sommige voetbaljournalisten kunnen dan ook alleen maar over cijfertjes schrijven. De jongens van onze voetbalclub F.C. Perfecte Punters, denken meer als Ernst Happen: “Kein geloel, Fußball spielen.” De bal moet gewoon het doel in. En het liefst niet via een teamgenoot. En de scheids is stom. Niet te moeilijk doen.
Deze vakantie hebben we de jongens van de voetbalclub meegenomen naar het trapveldje in Zuidoost van een andere voetbalclub uit Amsterdam. Het trapveldje ligt in een betonnen gebouw en de club is vernoemd naar een Griekse god. De tegenstander kwam niet opdagen, dus ik vind dat wij hebben gewonnen. Dan maar even een kijkje nemen rond het veldje, een gebied dat ze ‘ArenA’ noemden. Er waren meer belangstellenden, dus er was zelfs een gids aanwezig die alles erover kon vertellen.
We begonnen de rondleiding in de perskamer, waar na wedstrijden de coach, de aanvoerder en de coach van de tegenpartij (gezeten op een lagere, oudere stoel) worden geïnterviewd. Dat de tegenstander constant wordt gekleineerd, werd al helemaal duidelijk in de kleedkamer. De grijze, lege ruimte met houten stoelen en te hoog hangende kledinghaakjes, moet een deprimerende indruk geven op de tegenpartij, waardoor ze psychologisch al op 1-0 achter staan. Als ze na de wedstrijd terugkomen, zijn er maar tien douches voor de elf spelers. Dit tegenover de superdeluxe kleedkamer van de thuispartij, met warme kleuren, überhaupt verwarming, leren stoeltjes en twaalf douches.
Vervolgens kregen we toch nog de mogelijkheid het veld op te lopen alsof we gingen spelen. Maar goed, de tegenstander was niet op komen dagen, dus het veld stond nog vol met attributen om het gras te verzorgen. En ze nemen dat gras wát serieus, hoor. Zij zorgen beter voor hun gras, dan dat ik voor mezelf zorg. We namen nog even helemaal bovenop de tribune plaats om de akoestiek van de ruimte te testen. Vervolgens konden we nog even kijken naar alle prijzen die ze hebben gewonnen in de loop der tijd (wat een uitslovers, zeg). En na alle meegesmokkelde chips en snoep weg te hebben gepropt, konden we weer terug naar ons heilige pleintje in Osdorp.
De voetbalclub die we hebben opgezet, is voor iedereen die zelf niet op een voetbalclub kan. Die ArenA waar we waren, wordt nu vernoemd naar een voetballer die het vroeger ook niet al te breed had. Die het moest hebben van de pleintjes in Betondorp. Die een beter leven vond in de bal, en nog beter: die bal in het doel. Of er een nieuwe Johan rondloopt bij onze voetbalclub? Laten we zeggen dat het in ieder geval tien van de beste van de 17 miljoen bondscoaches zijn.
Door: Joep Smit